"Weet ook dat het iets uitmuntends is je te houden aan het geordende woord, granieten dijk voor de grote bittere wateren van je liefde! Want het gebed moet eerst vasten zijn, alvorens banket te worden, en naaktheid van het hart, alvorens mantel van de hemel, gonzend van werelden, te zijn. Misschien komt er een dag waarop God je toestaat brutaalweg, als een bijl, in het vlees van de boom te dringen, en dwaas, als een steen, de nacht van het water in te vallen, en als vuur, zingend het hart van het metaal binnen te glijden. En op die dag zul je weten van welk vlees de wereld gemaakt is, en zul je vrij spreken tot de ziel van de wereld van de Boom, van het Water en van het Metaal, en zul je tot haar spreken met de stem van de wind en van de regen en van de verliefde vrouw.

Mijn zoon! talloze keren heeft een mens geschreeuwd, niet plat op de grond, maar kaarsrecht voor God!, Hem zijn liefde vol in het gezicht blazend, als een brand in een bos of in een grote stad, en de Heer lachte omdat de Engelen bang waren. Dit alles kan op een dag best gebeuren, dierbare zoon, wanneer de slang zijn huid gewisseld heeft. Maar je moet bij het begin beginnen: dat is het essentiële. Op de steen bijten en blaffen: Heer, Heer, Heer! is huilend een harteloze vrouw dienen. Dit moet je laten aan de bedrogenen die een nacht, of zes maanden, of tien jaren zuchten.
Het leven duurt lang hier.
Je zult je er dus wel voor hoeden gebeden te bedenken. Je zult nederig zingen met het boek van de armen van geest. En je zult wachten."

(de Abt tot Mañara, in: Miguel Mañara (1912) van Oscar Milosz)

Gebed van pater De Grandmaison SJ

Heilige Maria, Moeder van God,
laat mijn hart blijven als het hart van een kind,
zuiver en doorzichtig als een heldere bron.
Vraag voor mij een hart vol eenvoud,
dat niet opzettelijk bezig blijft
met het koesteren van eigen leed.
Een hart, dat zich blij weet te geven,
dat mensen-zwakheid verstaat,
en teder weet mee te lijden.
Een trouw een edelmoedig hart,
dat geen weldaad vergeet
en geen aangedaan leed nadraagt.
Maak mijn hart mild en nederig, liefde gevend
zonder aanspraak te maken op wederliefde
blij als het in een ander hart plaats mag maken
voor uw goddelijke Zoon.
Een hart, groot en onoverwinnelijk,
dat geen ondank sluit
en geen onverschilligheid moedeloos maakt.
Een hart gekweld van verlangen
naar de verheerlijking van uw Zoon,
gewond door zijn liefde
en voor wiens wonden slechts de hemel
genezing kan brengen.